Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen
  • Welkom
  • Wie zijn wij?
  • Wat doen wij?
  • Documentatiebestand
  • Wie is Sint-Nicolaas
  • Fotoboek

Het kind en de duivel

 

HET KIND EN DE DUIVEL (Lieven Dehandschutter)
De legende over het kind dat door de duivel werd vermoord en door Nicolaas terug tot leven werd gewekt, komt de eerste keer voor in " La Vie de Saint Nicolas " ( ong. 1140'1150) van de Normandische dichter Robert Wace.

Verontrust door een kwade droom van zijn vrouw, bezoekt een vrome man uit Lombardije samen met zijn echtgenote de kerk op Sint-Nicolaasdag. Zij laten hun zoontje alleen thuis achter. De duivel, vermomd als pelgrim, dringt de woning binnen en doodt de knaap.

Bij haar terugkeer ziet de moeder hierin de vervulling van haar droom. Ondanks het trieste voorval willen de ouders toch thuis het feest van de H.Nicolaas vieren, zoals zij dat ieder jaar doen. Zij verwachten vele geestelijken die komen meevieren. Opdat zij niets zouden merken van het dode kind, wordt het lijk verstopt in een aparte kamer.

Wie zich ook voor het feest meldt, is de als pelgrim verklede Sint-Nicolaas. Hij wil echter eten in de kamer waar het kinderlijkje verborgen werd. Wanneer hij de dode jongen vindt, wekt Sint-Nicolaas hem terug tot leven en verdwijnt. Tot grote vreugde van de ouders zien zij hun zoon terug, die hen vertelt wat er met hem was gebeurd.

Jacobus de Voragine, bisschop van Genua, tekende in de 13de eeuw in zijn " Legenda Aurea " ( Gulden Legende) een ietwat eenvoudiger versie van de legende op.

Een man vierde elk jaar op plechtige wijze het feest van de H.Nicolaas, uit liefde voor zijn zoon die een flinke student was. Eens organiseerde hij een feestmaal voor zijn zoon en had hiervoor vele priesters uitgenodigd.

De duivel, die de gedaante van een pelgrim had aangenomen, kwam aan de deur en smeekte om een aalmoes. De vader gaf zijn zoon opdracht aan de bedelaar een aalmoes te geven. Toen de knaap het geld had en het aan de pelgrim wou geven, was die verdwenen. De jongen wou hem achterna lopen. Hij rende de straat op en vond hem aan een kruispunt. De duivel greep de knaap vast en wurgde hem.

Toen de vader dit vernam, was hij diep bedroefd. Hij nam het lijk, droeg het naar de slaapkamer en riep uit: " Liefste zoon, wat is er met jou gebeurd? Heilige Nicolaas, is dit het loon voor de grote eer die ik U reeds zolang betoon? " De gegriefde vader bleef zijn jammerklacht herhalen. Plotseling echter opende de knaap zijn ogen, alsof hij uit een slaap ontwaakte. Hij stond op en was weer gezond.

Deze laatste versie treft men ook aan in het " Passionael", d.i. de Nederlandse vertaling van de Legenda Aurea door Vranke Callaert uit het Gentse (1357).

In zijn werk " Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande " (1931) stelt Karl Meisen dat de versie in de Legenda Aurea niet noodzakelijk is afgeleid van de tekst van Wace:

Beide versies kunnen een bewerking zijn van eenzelfde oudere tekst, die mogelijks in Lombardije- door Wace vermeld als plaats van de handeling- ontstaan is. Naar dit voorbeeld heeft Wace wellicht zijn vertelling door toevoeging van elementen opgebouwd.

Charles W. Jones commentarieert in zijn studie " Saint-Nicholas of Myra, Bari and Manhattan " ( 1978) de versie van Wace als volgt:

Het is een kunstwerk van een uiterst bekwaam retoricus, die een korte epiek schept van de Val der Engelen en de Redding van de Mens. Maar die versie wordt snel verwaterd tot een gevulgariseerde versie die niets meer is dan een wansmakelijk mengsel van de legenden van de drie scholieren, de zoon van Getron en de vernieling van de Artemistempel.

In Lombardije, centrum van goudsmeden en bankiers, bekleedde Sint-Nicolaas een prominente rol als patroon van handelaars en bankiers. Dit vormde een gunstige voedingsbodem voor het ontstaan van nieuwe legenden. Nicolaas'persoonlijkheid was geschikt of werd aangepast om te voldoen aan een aantal modes uit die tijd, aldus Jones. Als modes somt hij op: een nieuwe sentimentaliteit rond jongeren, een cultus onder een snelgroeiende klasse roepingen, een nieuwe belangstelling voor hekserij en demonen en en een neobarbarisme in de verhaalskunst. De nieuwe welvaart en vrije tijd schiepen mogelijkheden voor het kopiëren en verspreiden van populaire lectuur.

Jones zoekt ook een verklaring voor het veelvuldig voorkomen van moord en doodslag in de Nicolaaslegenden. Hij meent die te vinden in het feit dat de maand november, die het Sint-Nicolaasfeest voorafgaat, vroeger ook bloedmaand werd genoemd. Na de graanoogst volgde immers de slachttijd. Op Engelse kalenders werd, naast het kerstgebeuren, een man een varken slacht en het teken van de geit uit de dierenriem, Sint-Nicolaas gebruikt bij het voorstellen van de winter.

In Vlaanderen en Nederland bestaan er geen religieuze kunstwerken van de legende van het kind en de duivel. Ook elders in Europa is het zoeken met een vergrootglas. Karl Meisen vond er slechts één: een schilderij van Ambrogio Lorenzetti ( overleden omstreeks 1348), dat momenteel in Firenze hangt.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit de “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap”.

 

De christen en de jood

 

DE CHRISTEN EN DE JOOD (Lieven Dehandschutter)

Eregasten op de Sinterklaasavond 1991 van het Sint-Nicolaas Genootschap waren o.m. enkele mensen uit de financiële sector. Bij het ontstaan van het bankwezen in Italië ( 12de en 13de eeuw) fungeerde Nicolaas als schutsheilige. In Firenze nam de bankiersfamilie de Medici drie gouden bollen op in haar wapen - een duidelijke verwijzing naar de geldbeugels waarmee Nicolaas de eer van drie huwbare meisjes redde. De verklaring waarom Nicolaas borg staat voor de terugbetaling van leningen steunt evenwel op een, Westeuropese legende uit de 11de eeuw, nl. " De Christen en de jood " ook gekend als " De gebroken wandelstok.

Een christen, die diep in de problemen zat, leende een som geld van een jood. Hij zwoer bij een beeld van de Heilige Nicolaas zijn schuld op een bepaalde dag te vereffenen. Toen de termijn verstreken was, vroeg de jood zijn geld terug. De christen beweerde echter bij hoog en laag dat hij geen enkele schuld meer had en dat hij dan ook niets meer hoefde terug te betalen. De schuldeiser maakte de zaak aanhangig bij het gerecht. Beide partijen werden voor verschijningvoor verschijning opgeroepen. De christen, die een doortrapt iemand was, stopte het geleende geld in een holle wandelstok en nam die mee naar de rechtszaal. Toen hij de eed moest afleggen, gaf hij de stok aan de nietsvermoedende jood. Hij zwoer dat hij alles had teruggeven en nam vervolgens zijn stok terug. De jood, die door de rechter in het ongelijk werd gesteld, verliet al vloekend op de H.Nicolaas de rechtbank. De straf voor de bedrieger bleef echter niet lang uit. Op weg naar huis werd de christen overmeesterd door een enorm gevoel van slaperigheid, zo erg zelfs dat hij midden op straat insliep. Niemand bleek bij machte hem te verplaatsen. Zo gebeurde het dat hij werd doodgereden door een aanstormend gespan. Bij dit ongeval brak ook de met goudstukken gevulde wandelstok. De inderhaast bijgeroepen jood herkende het goud als het zijne, maar weigerde het te aanvaarden als Sint-Nicolaas de christen niet weer tot leven zou wekken. Nauwelijks waren deze woorden uitgesproken of de christen stond op. De jood werd door dit wonder bekeerd en liet zich met zijn ganse gezin dopen.

De oudste tekst van deze legende is te vinden in het BATTLE Abbey-handschrift (11de eeuw). In de volkstaal treft men het verhaal aan in " La Vie de Saint-Nicolas " van Robert Wace ( 12de eeuw). Een hymne uit het begin van de 13de eeuw treft men aan in de stadsbibliotheek van Namen.

Vindt men verschillende afbeeldingen van deze legende in Frankrijk en Italië, in Vlaanderen zijn ze uniek. In een boogzwik van de Gravenkapel in de O.L.Vrouwekerk te Kortrijk ziet men hoe de christen door een gespan wordt doodgereden. Het tafereel dateert uit de late 14de eeuw.

Uit deze legende groeide het gebruik om Sint-Nicolaas als getuige in te roepen bij een eed; toen de Heilige Lodewijk van Frankrijk op zijn kruistocht ( 1248-’54)tegen de Saracenen ten strijde trok, slaakte een aanvoerder een kreet: " Par saint-Nicolas! Ils ne resteront pas ici !" Later werd het gebruik ook in de Nederlanden overgenomen. Zo leest Renaat Van der Linden stelt in de " Iconografie van Sint-Niklaas in Vlaanderen " (1972) dat het motief van de legende ( het verstoppen van een geleende som in een holle stok) zeer oud is. Het komt reeds voor in een Griekse tekst uit het begin van onze tijdrekening en later ook in een Duits sprookje en in de literatuur van de Westkust van India en de Islam.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit de “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen

 

Maritieme heilige

 

NICOLAAS, EEN MARITIEME HEILIGE (Geert Vandenhende)

De Heilige Nicolaas treedt in tal van legenden op als beschermer van de zeelieden. Zo vertelt één van die legenden over de weinig benijdenswaardige situatie van de bemanning tijdens een hevige storm. De matrozen vreesden dat zij een zeemansgraf zouden krijgen. De zeelui riepen de hulp in van de nog levende Nicolaas: " NIKLAAS? DIENAAR VAN God, indien het waar is, wat we over U vernomen hebben, verstrek ons dan uw hulp. " De beschermheilige verscheen met Gods toestemming en sprak: " U roept me. Hier ben ik. " En hij begon hen onmiddellijk te helpen aan de zeilen en de touwen. Weldra was de storm gestild. Toen de zeelieden aan wal kwamen, begaven ze zich naar zijn kerk. Hoewel ze hem nooit tevoren gezien hadden, hoefde niemand hem aan te tonen en ze herkende hem onmiddellijk. Zij dankten God en hem voor de redding. Hij verklaarde hen echter: " Niet ik, maar uw geloof en de barmhartigheid van God hebben u gered. "

Deze legende wordt als één van de belangrijkste voor de verspreiding van de Nicolaascultus in onze streken aanzien. Nicolaas bezat in het Byzantijnse Rijk reeds dit patronaat. Dit bewijzen de talrijke plaatsen aan de kusten van Klein-Azië en de eilanden die naar Nicolaas genoemd zijn. Zonder twijfel hangt de verspreiding samen met de drukke scheepvaart op de Middellandse Zee. In onze streken werden de uit de Griekse kerk stammende legenden en patronaten overgenomen. Het thema van de redding van zeelui en drenkelingen wordt in tal van andere legenden gecombineerd met andere thema's. Zo vinden we in de bekerlegende Sint-Nicolaas terug als beschermer op zee waar hij een verdronken gewaand kind opnieuw met zijn ouders verenigt wanneer deze hun belofte om een mooie beker te schenken niet meer te breken. Sint-Nicolaas is niet alleen beschermer op zee maar kan hier ook gebroken beloften bestraffen zoals in de legende die verhaalt over de hongersnood in Lycië: " De bevelhebbers wilden niet naar de hen zopas verschenen Nicolaas luisteren die hen bevolen had om de graanschepen naar Lycië te brengen. Een hevige storm verplichtte hen uiteindelijk om naar de aangewezen havenstad te varen. "

In de legende over de bedevaart van Nicolaas naar het Heilig Land wekt hij een matroos die tijdens een storm uit de grote mast te pletter was gevallen, opnieuw tot leven. Tevens bedaart hij de storm. Bij zijn vervroegde terugkeer toont Nicolaas opnieuw zijn krachten over de zee wanneer de kapitein van het schip hem niet onmiddellijk naar zijn streek wil terugbrengen. Ook deze bemanning dankte hem en vroegen hem om vergeving. Nicolaas verschijnt nog in tal van andere legenden aan pelgrims op zee om hen van naderend onheil te verwittigen.

In nog latere legenden treedt Nicolaas opnieuw op als beschermer van zeelieden en drenkelingen. ZO bericht Ordericus dat Willem de Veroveraar bij zijn overtocht van Normandië naar Winchelsea ( Engeland) in 1067-'68, in een storm terecht kwam. Hij riep de heilige aan en kwam zodoende zonder averij aan waar hij moest zijn.

Dan is er nog de Nicolaasabdij in Angers, gesticht door Foulques Nerra, graaf van Anjou en stamvader van de Plantagenets, die tijdens zijn tweede bedevaart naar Jeruzalem van de verdrinkingsdood werd gered door Nicolaas van Myra.

Louis Janssen haalt deze laatste legende aan, in " Nicolaas, de duivel en de doden ( 1993) om te bewijzen dat de verspreiding in Noord-Europa van de cultus rond Sint Nicolaas nog voor de Normandische verovering een feit was.

Maar dan komt volgens Karl Meisen in zijn " Nikolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande " (1931) de belangrijkste verklaring voor de verspreiding van de heilige in onze streken: de roof van de relieken van Nicolaas van Myra naar Bari in 1087 ( de translatio). En ook hier toonde Nicolaas zich de beschermer van de zeelieden: " Bij het overbrengen van Nicolaas'gebeente naar Bari stormde het zodanig dat het schip moest uitwijken naar een haven: Patara, Nicolaas'geboortestad. "

Dat bij de verspreiding van de Nicolaascultus de zeelieden een belangrijke rol gespeeld hebben, is bijna vanzelfsprekend. De Normandiërs, die dan ook Zuid-Italië beheersten, wisten hun bewondering voor deze merkwaardige heilige over te brengen op hun neven in het Noorden. Dit gebeurde al ten dele voor de translatio, maar het zwaartepunt ligt zonder twijfel erna.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit de “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap”.

 

Concilie van Nicea

 

Het Concilie van Nicea (Lieven Dehandschutter)

In het jaar 325 riep keizer Constantijn het Concilie van Nicea bijeen. De kerkvergadering moest een dreigende splitsing in de kerk ongedaan maken. De keizer drong daarop aan omdat hij de spanningen binnen de kerk gevaarlijk achtte voor de eenheid van het Romeinse Rijk. En het was juist omwille van de ruime verspreidheid van het christendom dat hij de Kerk erkend had om zo de eenheid va het keizerrijk te verstevigen.

Aan de grond van het conflict binnen de Kerk lag Arius, een priester uit Alexandrië die de goddelijke natuur van Christus aanvocht. Arius had reeds het onderspit gedolven tegen zijn bisschop in 318, maar dat belette niet dat zijn opvattingen terrein wonnen, zelfs bij bisschoppen. Volgens Arius had God de Vader Christus geschapen, zodat ze onmogelijk elkaars gelijken konden zijn. De Vader was eeuwig, terwijl de Zoon zijn oorsprong in de Vader vond. Daarentegen stond de Drievuldigheidsleer van Athanasius, die uiteindelijk door het Concilie officieel zou worden aangenomen.

HISTORISCHE TWIJFELS

De legende over Nicolaas' deelname aan het Concilie kan wetenschappelijk moeilijk onderbouwd worden. De oudste lijsten van de aanwezige bisschoppen (318 in totaal) vermelden zijn naam niet. Pas vanaf de 13de eeuw wordt hij op aanwezigheidslijsten genoemd, waarschijnlijk onder invloed van de legende zelf. Ook in andere bronnen wordt voor het eerst slechts in de 8ste eeuw verwezen naar zijn deelname aan het Concilie.

In schril contrast met het ontbreken van enig tastbaar bewijs over Nicolaas' aanwezigheid, staat het aandikken van de legende in de loop der tijden. In elke nieuwe versie werden bijkomende elementen toegevoegd. Volgens professor Charles W. Jones was het veelvuldig voorkomen van het getal drie en drieluiken in de Nicolaaslegenden de reden waarom hij ook werd "ingeschakeld" om de Drievuldigheidsleer te verdedigen. Wat hieronder volgt is de meest uitgebreide versie van de legende.

EEN KLAP VOOR ARIUS

Voor keizer Constantijn aantrad werden de christenen door Diocletianus vervolgd. Hij zette o.m. Nicolaas gevangen. Door een persoonlijke tussenkomst van Constantijn werd hij weer vrijgelaten.

Tijdens het Concilie, voorgezeten door de keizer, kreeg Arius de gelegenheid zijn stellingen uiteen te zetten. Alle bisschoppen luisterden stilzwijgend naar de betoog. Nicolaas echter kon de volgens hem ketterse taal niet langer aanhoren. Hij stond op en gaf Arius een kaakslag. Dit bracht grote opschudding teweeg in de vergadering. De aanhangers van Arius vroegen de keizer om strenge maatregelen. Wie iemand anders in aanwezigheid van de keizer het spreken belette moest gestraft worden. Zij vroegen dat de hand waarmee Nicolaas de klap had toegediend, zou worden afgehakt. Ook Arius zelf drong erop aan dat Nicolaas niet ongestraft zou blijven.

De keizer antwoordde dat de wet inderdaad verbiedt dat iemand, in aanwezigheid van de keizer, geweld gebruikt tegen iemand anders. Hij wou echter zelf geen straf uitspreken, maar liet dit over aan de vergadering.

De bisschoppen kwamen tot het besluit dat Nicolaas het bij het verkeerd eind had. Ze stelden de keizer voor hem zijn mijter en pallium (d.i. een witte wollen band met zes zwarte zijden kruisjes, die wordt gedragen als een ring om het bovenlijf met afhangende einden over de borst en de rug) te ontnemen en hem gevangen te zetten. Ook moest zijn baard worden afgeknipt, wat een bijzonder zware vernedering was.

De keizer stemde met dit voorstel in. Nicolaas werd opgesloten en na het Concilie zou de zaak ten gronde worden behandeld. In zijn kale cel werd Nicolaas aan handen en voeten geketend.

GODDELIJKE TUSSENKOMST

Tijdens de nacht verschenen Jezus en Maria in de cel van Nicolaas. Christus vroeg hem: "Nicolaas, waarom zijt ge gevangen genomen?" Hij antwoordde: "Omdat ik U liefheb." Christus en zijn Moeder verlosten hem van zijn boeien. Jezus reikte hem een Evangelieboek aan en Maria bracht hem zijn bisschoppelijke gewaden.

De volgende morgen waren de bewakers ten zeerste verbaasd toen zij een kijkje kwamen nemen in Nicolaas' cel. De bisschop zat in zijn ambtsgewaad te lezen in de Heilige Schrift. Dit werd onmiddellijk gemeld aan de keizer, die opdracht gaf Nicolaas op staande voet te bevrijden en bij hem te brengen.

Keizer Constantijn vroeg Nicolaas om vergeving. Het Concilie verwierp de leer van Arius en schaarde zich achter de opvattingen van Nicolaas.

De kerkvergadering werd beëindigd met een banket, waarop de keizer aan elke bisschop een kostbaar aandenken gaf.

Volgens een andere versie bevrijdde niet de keizer maar het volk Nicolaas uit de gevangenis. Toen het nieuws zich verspreid had dat Nicolaas zich in bisschopskledij verdiept in het Evangelie kwam het volk hem verlossen. Nog volgens deze versie droeg Nicolaas daarna een dankmis op. Tijdens de dienst daalde een engel neer, die hem zijn mijter opzette. Ook groeide zijn baard op wonderbare wijze weer aan zijn gelaat.

Het aanreiken van bisschopsstaf en mijter door engelen zouden dus kunnen verwijzen naar deze legende. Dergelijke taferelen worden o.m. uitgebeeld aan de preekstoel en het Nicolaasaltaar in de Sint-Nicolaaskerk te Sint-Niklaas (België, Vlaanderen).

Maria dook vanaf de 16de eeuw op in deze legende. Nicolaas had een bijzondere verering voor haar. Heel wat renaissanceschilders grepen dit dankbaar aan en maakten van de gezamenlijke afbeelding van Nicolaas en Maria een populair thema (zo o.m. Titiaan)

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit de "Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap" jaargang 2 nummer1 (april 1991)

 

Het ontvoerde knaapje

 

HET ONTVOERDE KNAAPJE (Lieven Dehandschutter)

Dat Sint-Nicolaas de beschermheilige van de kinderen is, wordt meestal in verband gebracht met de legende van de drie knapen die uit een pekelvat weer tot leven werden gewekt Het is een " betrekkelijke jonge " legende als men weet dat ze pas in de 11de en 12de eeuw in Rijnland en Normandie ontstond, terwijl de Heilige Nicolaas in de 3de en 4de eeuw in Klein-Azie leefde.

Er zijn enkele oudere legenden waarin St. Nicolaas optreedt als de redder van kinderen. Zo b.v. deze over de baby die door zijn moeder in een kokend bad werd achtergelaten, maar het er toch heelhuids vanaf bracht. Ook is er de bekerlegende waarin een verdronken knaapje springlevend door zijn ouders wordt teruggevonden.

BASILIOS

De legende over de ontvoerde jongeling Basilios stamt uit de Griekse overlevering en dateert uit de 9de eeuw.

De legende speelt zich af in Myra, enkele jaren na Nicolaas'dood. De ganse stad bereidt zich de avond van 5 december voor op het Sint-Nicolaasfeest. Op dat ogenblik vallen Arabische piraten uit Kreta binnen. Zij plunderen de kerk en nemen ook Basilios, het zoontje van een boer, mee. Het mooie knaapje wordt ingeschakeld in de hofhouding van de emir van Kreta. De emir stelt hem zelfs aan als zijn persoonlijke wijnschenker.

In Myra weten de ouders van Basilios geen blijf met hun verdriet. Vooral de moeder heeft het moeilijk. Zij wil van de vreugde rond het Sint-Nicolaasfeest niets meer weten.

Het jaar nadien is het leed nog even erg. De vader wil met zijn vrouw deelnemen aan het Sint-Nicolaasfeest in de stad, maar zij weigert halsstarrig. Uiteindelijk kan zij ervan overtuigd worden het feest in huiselijke kring te vieren. Wanneer het echtpaar samen met enkele familieleden en vrienden aan tafel zitten en iemand over Basilios begint, hoort men op de binnenplaats de honden blaffen.

De vader gaat een kijkje nemen en kan zijn ogen niet geloven wanneer hij Basilios aantreft. De zoon draagt een Arabische tuniek en heeft een wijnbeker in de hand. Hij staart wezenloos voor zich uit zegt geen woord en slecht langzaam dringt het tot hem door dat hij weer thuis is.

Daarna kent de vreugde uiteraard geen grenzen. Basilios vertelt dat hij tijdens het wijnschenken door een onzichtbare kracht weggesleurd werd. Hij werd bang, maar gelukkig verscheen op dat ogenblik Sint Nicolaas, die hem moed insprak en weer thuis bracht.

Het nieuws over deze wonderbare redding verspreidde zich in Myra. Het stemde de bevolking vreugdevol en men richtte een dankgebed tot Sint Nicolaas.

ADEODATUS

In de " Vita S. Nicolai ", een Latijns werk van Johannes Diaconus uit de 9de eeuw, verloopt de legende van de ontvoerde zoon enigszins anders.

Het gaat over Cethron en Eufrosina, een kinderloos echtpaar. Cethron onderneemt een bedevaart naar Myra, waar hij Nicolaas'zegen wil afsmeken voor de geboorte van een zoon. Hij komt echter in Myra aan tijdens de begrafenis van bisschop Nicolaas. Toch was zijn reis niet vergeefs, want hij mag een relikwie meenemen.

Thuis bouwt Cethron op vraag van zijn vrouw een kerk, toegewijd aan de H.Nicolaas. En inderdaad, op 6 december wordt een zoon geboren, die de naam Adeodatus ( door God gegeven) krijgt.

Toen het knaapje 7 jaar wordt en men de voorbereidselen voor het Sint-Nicolaasfeest treft, vallen de Agareners het land binnen. Zij voeren heel wat burgers als slaven mee, ook Adeodatus. Hij wordt wijnschenker van koning Marmorinus.

Een jaar later is Adeodatus bezig de koning te bedienen. Hij kijkt echter sip, want zijn gedachten zijn bij zijn ouders, die thuis het Sint-Nicolaasfeest vieren. De koning merkt dit en vraagt uitleg. Daarop vertelt Adeodatus wat hem kwelt. De koning, die zeer tevredens over de knaap is, antwoordt dat niets of niemand hem van Adeodatus zal scheiden, ook Sint-Nicolaas niet. Dat was blijkbaar teveel gezegd, want onmiddellijk teistert een wervelwind het paleis. Adeodatus, nog met een beker wijn in de hand, wordt meegesleurd en belandt voor de Nicolaaskerk die zijn vader gebouwd had.

Nog een andere versie heeft het over de weduwe Constantia en haar 3 zonen.De jongste wordt geroofd op Sint-Nicolaas-avond. De heilige redt de knaap en neemt daarbij zelf de gestalte van een knaap aan.

In de "Legende Aurea" is de knaap een Noorman, die door een sultan op zee wordt gevangen genomen. Op 6 december smeekt hij in de kerker om verlossing. Hij slaapt in, maar wordt thuis wakker.

Door deze legende ( maar ook die van de 3 veldheren) werd Sint-Nicolaas ook de beschermer van de gevangenen. De laatste versie toont overigens treffende gelijkenissen met die over Cunon de Réchicourt.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen”

 

  1. Translatio
  2. Patroon van de Zeelui

Pagina 2 van 3

  • 1
  • 2
  • 3

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.      +32 480 674 432  IBAN BE89 9794 3495 6085  BIC ARSPBE22   OR: 635.571.021

Secretariaat SNG, Heidestraat 141, B-9170 De Klinge

Maatschappelijke zetel: Sint-Gillisbaan 83, B-9100 Sint-Niklaas