Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen
  • Welkom
  • Wie zijn wij?
  • Wat doen wij?
  • Documentatiebestand
  • Wie is Sint-Nicolaas
  • Fotoboek

De drie veldheren

 

De drie veldheren

In het verhaal over de drie veldheren laat Nicolaas zien dat hij over bijzondere gaven beschikt. Hij gedraagt zich niet alleen bijzonder moedig en assertief tegenover hoogwaardigheidsbekleders, wat in die tijd beslist geen normale gang van zaken was (hij durft tegen de corrupte burgemeester op en houdt de beul tegen) , maar hij verschijnt hun ook in dromen (keizer Constantijn en zijn corrupte vertrouwensman). Door een scherpzinnige combinatie van gebeurtenissen, tijdstippen en droomonderwerpen ontstaat er een quasi realistisch-pragmatisch wonderverhaal waarin de hoogwaardigheidsbekleders op hun nummer worden gezet en uitgeschakeld, en waarbij de underdogs (eerst drie onschuldige soldaten, later de drie onschuldige veldheren) worden beschermd tegen al dan niet gekochte willekeur. Keizer Constantijn komt er goed vanaf als een welwillend man, die hooguit slecht was geïnformeerd. Misschien dat Jacobus daarom - overigens in navolging van zijn bronnen - zo sterk leunt op het getal drie van de Drie-eenheid. Het hof van Constantijn was christelijk, maar volgde niet de orthodoxe, maar de ariaanse lijn, die moeite had met het Zoonschap van God.

Hoe dan ook, het is een indrukwekkend verhaal dat Nicolaas heeft verheven tot een belangrijk helper in de nood. Aardig is dat Jacobus in dit verhaal afrekent met elke gedachte die zweemt naar magie en sterke nadruk legt op de lijn God-heilige-mens: de heilige als intercessor, als tussenpersoon tussen God en de mensen.

Per idem tempus cum quaedam gens Romano imperio rebellasset, contra eam imperator tres principes Nepotianum, Ursum et Apilionem misit, quos portui Adriatico ob ventum contrarium applicatos beatus Nicolaus ut secum comederent, invitavit, volens ut gentem suam a rapinis compescerent, quas in nundinis exercebant. Interim dum Sanctus abesset, consul corruptus pecunia tres innocentes milites iussit decollari. Quod ut vir sanctus audivit, rogavit principes illos, ut secum illuc usque gradu concito properarent, veniensque ad locum, ubi decollandi erant, invenit eos poplite flexo et facie iam velata et spiculatorem ensem super eorum capita iam vibrasse. At Nicolaus zelo accensus et in lictorem se audacter ingessit et gladium de eius manu eminus propulit innocentesque solvens eos incolumes secum duxit. Illico ad praetorium consulis properat et fores clausas vi reserat. Mox illi consul accurens salutavit eum. Aspernens hoc Sanctus dixit: inimice Dei, legis praevaricator, qua temeritate praesumsisti tanti conscius sceleris vultum aspicere nostrum? Quem postquam plurimum obiurgasset, ad preces tamen illorum ducum eum poenitentem benigne recipit. Recepta igitur benedictione imperiales nuntii iter peragunt et impios sine sanguine hostes subdunt redientesque ab imperatore magnifice sunt recepti. Quidam autem eorum felicitatibus invidentes, praefecto imperatoris prece et pretio suggesserunt, ut eos apud imperatorem de laesae maiestatis crimine accusaret. Quod cum imperatori suggessisset, ille nimis furore repletus eos incarcerari praecepit ac sine aliqua interrogatione illa eos nocte occidi mandavit. Quod cum a custode didicissent, sciderunt vestimenta sua et gemere amare coeperunt. Tunc unus eorum, scilicet Nepotianus, recolens quod beatus Nicolaus tres innocentes liberaverat, exhortatus est alios, ut eius patrocinia flagitarent. Quibus orationibus sanctus Nicolaus nocte illa Constantino imperatori apparuit dicens: cur illos principes tam iniuste comprehendisti et morti sine crimine addixisti? Surge velox eosque quantocius dimitti iubeto. Si non autem, oro Deum, ut tibi suscitet bellum, in quo tu corruas et bestiis cibus fias. Cui imperator: quis es tu, qui hac nocte palatium meum ingressus talia audes loqui? Cui ille: ego sum Nicolaus Mireae civitatis episcopus. Sic et praefectum similiter terruit per visum dicens: mente et sensu perdite, cur in necem innocentium consensisti? Perge cito et eos liberare stude. Si non autem, corpus tuum vermibus scaturiet et domus tua citius destruetur. Cui ille: quis es tu, qui nobis tanta minaris? Scito, inquit, me esse Nicolaum Mireae civitatis episcopum. Utrisque evigilantibus statim mutuo sua somnia pandunt et pro illis incarceratis continuo mittunt. Quibus autem imperator: quas magicas artes nostis, ut tantis nos illudatis somniis? Cui responderunt, se magos non esse nec mortis sententiam meruisse. Tunc imperator: nostis, inquit, hominem, cui nomen est Nicolaus? At illi audito hoc nomine manus extenderunt ad coelum, rogantes Deum, ut eos sancti Nicolai meritis a praesenti periculo liberaret. Et cum imperator totam vitam eius et mirabilia ab iis didicisset, dixit iis: ite et Deo gratias agite, qui vos eius precibus liberavit. Sed et de nostris eidem afferte gaudiolis rogantes eum, ut ulterius mihi minas non inferat, sed pro me et regno meo ad dominum preces fundat. Post paucos dies praedicti viri ad Dei famulum se prosternunt dicentes: vere famulus Dei es, vere cultor et amator Christi. Cumque sibi omnia per ordinem retulissent, ille elevatis in coelum manibus immensas Deo laudes retulit ac bene instructos principes ad propria remisit.

In die tijd was er een volk in opstand gekomen tegen de Romeinse overheersing. Daarom stuurde de keizer er drie veldheren op af: Nepotianus, Ursus en Apilio. Toen die door een ongunstige wind in de haven van Andriake tercht waren gekomen, nodigde de zalige Nicolaas hen uit om bij hem te komen eten. Hij wilde namelijk voorkomen dat de veldheren hun mannen toestemming zouden geven de markt te plunderen, want zoiets was wel vaker voorgekomen.

Terwijl de heilige door zijn gasten in beslag werd genomen, gaf de burgemeester, een corrupt bestuurder, het bevel tot de onthoofding van drie onschuldige soldaten. Toen dat de heilige man ter ore kwam, verzocht hij de veldheren om zo snel mogelijk met hem mee te komen naar de plek waar die soldaten zouden worden onthoofd. Aangekomen troffen ze de soldaten geknield en geblinddoekt aan, terwijl het zwaard van de beul al boven hun hoofd trilde. Toen Nicolaas dat zag, ontstak hij in woede, stormde onverschrokken op de beul af en rukte hem het zwaard nog net op tijd uit de hand. Daarna maakte hij meteen de touwen van de onschuldige soldaten los en hij nam hen ongedeerd met zich mee. Zonder ook maar een ogenblik te aarzelen toog hij naar het stadhuis, brak de deur met geweld open en stormde naar binnen. De burgemeester snelde hem al tegemoet om hem te verwelkomen. Maar daar had de heilige Nicolaas geen oog voor en hij zei: "Jij, vijand van God, schaamteloze rechtsverkrachter die je bent, hoe durf je mij na zo'n schandelijke daad nog onder ogen te komen?" Nadat hij hem op die manier een hele tijd lang de les had staan lezen, schonk hij hem op het dringende verzoek van de drie veldheren toch nog vergeving. Hij had immers berouw getoond.

Nadat de veldheren van de keizer Nicolaas' zegen hadden gekregen, vervolgden ze hun weg. Zonder bloedvergieten wisten ze hun trouweloze vijand te onderwerpen en bij hun thuiskomst werden ze door de keizer vorstelijk onthaald. Maar ... dat konden een paar mensen niet goed hebben. Ze zochten een vertrouwensman van de keizer om hen voor geld van majesteitsschennis te beschuldigen. En toen die vertrouwensman dat had gedaan, barstte de keizer in woede uit en liet de veldheren in de gevangenis gooien. Zonder enige vorm van proces moesten zij diezelfde nacht nog ter dood worden gebracht.

Toen de drie veldheren dit van de gevangenbewaarder hadden vernomen, scheurden zij hun kleren aan stukken en begonnen bitter te klagen. Op dat moment schoot het één van hen, Nepotianus, te binnen dat de zalige Nicolaas ooit drie onschuldigen had bevrijd. Daarom spoorde hij zijn twee collega's aan om Nicolaas om bescherming te vragen. De heilige Nicolaas verhoorde hun gebed. Die nacht verscheen hij in een droom van keizer Constantijn en zei tegen hem: "Waarom hebt u de drie legerleiders wederrechtelijk gevangen laten nemen en zonder dat iemand hen voor iets heeft aangeklaagd, ter dood veroordeeld? Sta onmiddellijk op en geef het bevel hen zo snel mogelijk vrij te laten. Als u dit niet doet, dan bid ik tot God, dat u een oorlog wordt aangedaan waarin u sneuvelt en door de wilde beesten wordt opgegeten." De keizer vroeg hem: "Wie bent u, dat u midden in de nacht mijn paleis binnenkomt en zo tegen mij zo tegen mij tekeer durft te gaan ?" "Ik ben Nicolaas, de bisschop van Myra." Zo verscheen hij ook aan die vertrouwensman van Constantijn en zei tegen hem: "Waar zit je verstand? Heb je dan geen enkel gevoel? Waarom heb je ingestemd met het doodvonnis van die onschuldige mannen? Schiet op en maak dat je ze bevrijdt. Als je dat niet doet, dan zal het in je lichaam krioelen van de maden en dan zal je familie voordat je het weet zijn uitgeroeid." Daarop vroeg de vertrouwensman: " Wie bent u, dat u mij zo bedreigt?"

"Laat goed tot je doordringen dat ik Nicolaas ben, de bisschop van Myra."

Toen de keizer en zijn vertrouwensman waren ontwaakt, vertelden zij elkaar onmiddellijk wat ze hadden gedroomd, en ze lieten de drie veldheren uit de cel halen. En de keizer vroeg hun: "Kunnen jullie soms toveren, dat jullie ons zo laten dromen?" Maar zij antwoordden hem dat zij geen tovenaars waren. En dat ze ook de doodstraf niet hadden verdiend. Toen vroeg de keizer: "Kennen jullie iemand die Nicolaas heet?" En op het horen van die naam strekten zij hun handen uit naar de hemel en vroegen God om hen door de hulp van de heilige Nicolaas uit dit gevaar te redden. Toen ze de keizer Nicolaas' hele levensverhaal hadden verteld en hij al zijn wonderen te horen had gekregen, zei hij: "Jullie kunnen gaan. En dank God, want die heeft jullie op voorspraak van Nicolaas bevrijd. Breng Nicolaas in mijn naam geschenken en vraag hem of hij mij niet langer wil bedreigen, maar voor mij en mijn rijk tot de Heer wil bidden. Een paar dagen later kwamen de drie veldheren bij de knecht van God [Nicolaas] en vielen voor hem op de knieën. "U bent werkelijk een knecht van God," zeiden ze, "u vereert en bemint Christus werkelijk." Toen zij hem alles hadden verteld, precies zoals het was gebeurd, hief Nicolaas zijn handen op naar de hemel, dankte God innig, stak de veldheren een hart onder de riem en stuurde hen naar huis.

 

Het kind in het kokende badwater

 

HET KIND IN HET KOKEND BADWATER (Lieven Dehandschutter)

In zijn werk " La vie de Saint Nicolas ( ong. 1140-1150) brengt de Anglo-Normandische dichter Robert Wace het patronaat van Sint-Nicolaas over de kinderen in verband met zes legenden:

1. Het kind in het kokend bad; 2. Het bezeten kind; 3. De drie scholieren; 4. De bekerlegende; 5. De ontvoerde knaap; 6. De duivel en het kind. Wace is de eerste die de badkuiplegende citeert.

In de Nederlandstalige Nicolaasliteratuur wordt nauwelijks aandacht besteed aan de badkuiplegende. Filip De Pillecyn brengt de legende in een sappige Vlaamse stijl in " Het boek van Sint-Niklaas" dat hij in de jaren '30 publiceerde:

VAN HET KIND IN DE WASCHKUIP

Niet alleen scholieren, jonge meisjes en aanwassende jongelingen is Sint-Niklaas de beschermer, maar ook van kleine kinderen die nog geen besef hebben van zijn bestaan.

Zoo was er eens een moeder bezig haar kind te wasschen met zacht warm waterken en fijn zeepschuim. En omdat het water niet te rap zou afkoelen had zij 't badkuipken op het vuur gezet. Zij waschte en plaste dus en 't kindeken begon te blinken dat het een plezier was, toen de moeder zwaar klokgelui hoorde.

Toen dacht ze eraan dat het juist vandaag de plechtige inhuldiging was van den nieuwen bisschop, Niklaas heette hij. En ze had daar toch reeds zooveel over hooren spreken over dien nieuwen bisschop, dat hij zoo vriendelijk was en zoo goed voor de armen en daar zij ook nieuwsgierig was en zij nog niet de inhuldiging van een bisschop had gezien liet zij liggen wat lag en staan wat stond en liep naar de kerk.

't Was schoon en aandoenlijk. En de tranen kwamen in de oogen van de vrouw die maar bleef staan kijken tot al het volk terug naar huis liep.

Toen zij op weg was naar huis schoot haar ineens te binnen dat haar kind in zijn badkuipken zat en dat dit heel de tijd op het vuur had gestaan. God! wat zette die vrouw het op een loopen; en zij smeet de deur open en neep dan haar ogen toe omdat ze bang was van wat ze zouden moeten zien hebben.

Maar het water was niet aan 't koken gegaan en 't kindeken was niet verbrand. Het zat daar te spelen en te plassen in 't lauw waterken en was zoo frisch als een bie

Dat had Sint-Niklaas gedaan.

De Pillecyn geeft de essentie van Wace's verhaal vrij nauwgezet weer. Er zijn ook een aantal varianten ontstaan. Zo b.v. zou de moeder de waardin geweest zijn bij wie Nicolaas in Myra logeerde. Sommige versies eindigen met het ter kerke gaan van de moeder, die het volk haar geredde kind toont en Nicolaas dankt. In een variant daarop sterft het kind in het bad, waarna de moeder het lijkje naar de kerk brengt, waas het door Nicolaas weer tot leven wordt gewekt. Nog een andere versie stelt dat het kind toevallig in het water belandde. Tot slot zijn er ook verhalen waarin het kind niet in het water maar in het vuur valt.

In de badkuiplegende fungeert Nicolaas niet enkel als redder van een, kind, maar ook als beschermer tegen het vuur. Op grond hiervan werd hij in Parijs patroonheilige van de brandweerlieden.

In haar boek " Saint-Nicolas - fêtes et traditions populaires d'hier en d'aujourd'hui ( 1978 ) " signaleert Colette Mechin een lied dat gezongen werd in La Haye, nabij Harsault ( Vogezen ), en in de streek van Sanry-sur-Nied ( Moselle) :

Ref. Jésus, aidez-moi
Douce Vierge Marie,
Saint Nicolas !
Dans la ville d'Orleans
Une nourrice, il y a ,
La nourrice, elle s'endort
Et son enfant brûla.
La nourrice, elle s'endort
Et son enfant brûla
Un soir, après souper
La nourrice, elle s'en va
Un soir... s'n va
Sur son chemin rencontre
Le bienheureux saint Nicolas.


Sur son chemin... Nicolas Où t'n vas-tu nourrice,
Où t'n vas-tu si tard ?
Où t'n vas-tu ... si tard ?
Je vais à la rivière
Laver ces menus draps
Je vais ... menus draps
Retourne-toi, nourrice
Car noyer tu t'n vas !
Retourne -toi... tu t'n vas
Tu l'as laissé en cendres
En chair tu le retrouveras
Tu l'as laissé ... le retrouveras
Tout en ouvrant sa porte
L'enfant lui souria.

In Frankrijk vindt men enkele voorstellingen van de badkuiplegende; NL. op glasramen in de kathedralen van Chartres en Auxerre en in de kerk van Saint-Julien - du - Sault, evenals op een gepolychromeerde altaar uit de 14de eeuw te Mesuil-sur-Oger ( Marne). In Vlaanderen is slechts één afbeelding bekend: een gewelfsleutel, vervaardigd door Arnold Dreyers in 1444, in de Sint-Sulpitiusikerk te Diest.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit de “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap”.

 

Burtscheid-icoon

 

DE BURTSCHEID - ICOON (Lieven Dehandschutter)

Sint-Nicolaas speelde een bijzondere rol in de menselijke vruchtbaarheid en bij de bescherming van kinderen.

In de legende van " De drie maagden " zorgde hij ervoor dat het trio niet in de prostitutie belandde, maar eerbaar kon trouwen. Talrijk waren de gebruiken waarin Nicolaas ter hulp werd geroepen door hopeloze meisjes, op zoek naar een vrijer of man. Gehuwde vrouwen die niet zwanger werden, deden eveneens een beroep op hem en dat Nicolaas de kindervriend bij uitstek is, blijkt uit ettelijke legenden en gebruiken.

Er werd bij elke schakel van de voortplanting gerekend op Nicolaas, zelfs bij het cruciale ogenblik van de bevalling. De oudste aanwijzing vindt men in een Duitse legende, opgetekend in de vroege dertiende eeuw.

De cisterciënzermonnik Caesarius van Heisterbach ( ong. 1180-1240) verhaalt de legende in zijn " Dialogus miraculorum " ( dialoog over mirakels) als volgt:

Novice : Omdat Sint-Nicolaas in kerken zowel in sculpturen als in afbeeldingen meer dan een andere heilige vertegenwoordigd is, zou ik graag vernemen of het mogelijk is een waarheidsgetrouw portret van zijn gezicht te zien, opdat zijn herinnering meer duurzaam in mijn geest zou zijn ingeprent.

Monnik : Ik zal u een bepaalde afbeelding van wonderbaarlijk vakmanschap tonen die, zo wordt gezegd, gemaakt is door iemand die Sint-Nicolaas in levende lijve gezien heeft en ze naar zijn gelijkenis vervaardigd heeft.

In het klooster van Burtscheid - dat is nabij Aken- is er een afbeelding van ongeveer anderhalve voet lang, die de gezegende bisschop Nicolaas voorstelt vanaf zijn middel. Ze werd daarheen gebracht door de gezegende Gregorius, de zoon van de koning van Griekenland en de stichter en eerste abt van dat klooster. Er wordt gezegd dat het dezelfde afbeelding is die een barbaar- zoals we lezen in de Mirakels van Sint-Nicolaas -meevoerde en de wacht liet optrekken bij zijn buit. Dank zij het beeld werd hij tot het geloof bekeerd, nadat hij zijn goederen verloren had en ze terugkreeg na de beeltenis te hebben geslagen. Door het beeld werden vele wonderen verricht, in het bijzonder bij zwangere vrouwen. Eens werd het naar het huis gebracht van een adellijke gehuwde vrouw die moest bevallen. Het beeld werd tegenover haar aan de muur gehangen. Op het ogenblik dat zij ging bevallen, draaide het beeld zijn gezicht naar de muur, als wou het vermijden de vrouw in barensnood te zien. He gelaat van het beeld is lang en mager, zeer ernstig en eerbiedwaardig. Het voorhoofd is stoutmoedig, het hoofdhaar en de baard zijn nogal wit. Onlangs, toen de monniken zich terugtrokken, kwamen de nonnen van onze orde in het bezit van het schrijn en het beeld.

Het mirakel met de bekering van de barbaar, waarvan sprake in deze legende, is dat van " De wonderbare Nicolaasicoon ".

KEIZERIN THEOPHANO

Het klooster van Burtscheid, dat voor het jaar 1000 door keizer Otto III ( 980-1002) gebouwd werd, was ontzettend belangrijk voor de verspreiding van de Nicolaascultus in Duitsland en de Lage Landen. Otto III stichtte in Aken, de toenmalige Duitse hoofdstad, ook een collegiaal klooster met een Nicolaaskapel.

Keizer Otto III was de zoon van Otto II, die in 972 huwde met de Byzantijnse prinses Theophano. Naar alle waarschijnlijkheid was zij een nicht van de Byzantijnse keizer. Theophano koesterde een bijzondere verering voor Nicolaas. Vanaf 983, toen haar gemaal overleed, tot haar eigen dood in 991, regeerde zij als voogdes van haar piepjonge zoon het Duitse Rijk.

" Haar machtigste hovelingen waren toegewijd aan Nicolaas ", schrijft Charles W. Jones in zijn boek " Saint Nicholas of Myra, Bari and Manhattan ( 1978). Bisschop Hildward van Halberstadt richtte een Nicolasaltaar op in de crypte van zijn kathedraal en bouwde een Nicolaaskerk. Aartsbisschop Willigis van Mainz wijdde een kerk toe aan Nicolaas in Weende bij Göttingen. Bisschop Bernward van Hildesheim maakte van zijn stad een artistiek centrum, waar Otloh ( ong. 1010-1070) later twee vita's over Nicolaas zou schrijven.

Prins-Bisschop Nootger van Luik droeg eveneens bij tot de verbreiding van de cultus. Zijn invloed strekte tot in Lotharingen.

In zijn studie " Nicolauskult und Nikolausbrauch im Abendlande '1931 " vermeldt Karl Meisen dat dertien kerken in Duitsland naar Nicolaas werden genoemd ten tijde van Theophano.

Keizerin Theophano lag ook aan de grondslag van de Sint-Nicolaaskapel op het Valkhof, het keizerlijk buitenverblijf te Nijmegen. Theophano schonk in 980 op het Valkhof het leven aan Otto III en zijn tweelingzus en overleed er elf jaar later.

Abt Gregorius van het klooster van Burtscheid was afkomstig uit Byzantijns Italië. Na de vernieling van het klooster aldaar, werd hij door Otto III als abt van Burtscheid aangesteld. Gregorius liet aan de Sint-Pieterskerk van Burtscheid twee kapellen bouwen, de ene toegewijd aan Sint-Apollinaris ( de eerste bisschop van Ravenna), de andere aan Sint-Nicolaas.

Voor deze laatste kapel verwierf hij een Nicolaasicoon, afkomstig uit Constantinopel. De icoon wordt thans bewaard in de Sint-Jan-de-Doperkerk te Burtscheid, dat nu een deel is geworden van Aken.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit “Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap”.

 

Drie huwbare dochters

 

De Drie huwbare dochters (Veerle Verbeke)

De Heilige Nicolaas die drie kinderen uit de handen van een bloeddorstige herbergier redt. Een sterk tot de verbeelding sprekend verhaal, dat overal in onze contreien verspreid is. Dat dit echter maar één van de vele legenden is die aan Sint-Nicolaas wordt toegeschreven, is echter minder geweten…

Vele Nicolaaslegenden bestaan in verschillende versies, elk met hun eigen klemtoon. De meeste zijn pas aan het licht gekomen vele jaren na Nicolaas' dood, omstreeks 342. De oudste geschreven bronnen zijn twee eeuwen jonger. De vraag of ze al dan niet een historische kern bevatten, is minder belangrijk. De legenden schilderen ons het portret van een heilige zoals hij leefde in de vrome volksoverlevering van steeds nieuwe generaties. In heel wat Nicolaasverhalen speelt het getal drie een belangrijke rol: de drie kinderen of studenten, de drie generaals, de drie huwbare meisjes, de drie gouden ballen.

Misschien hebt U boven een financiële instelling wel eens drie gouden bollen zien hangen en U afgevraagd waar dit symbool vandaan kwam. De Heilige Nicolaas werd vroeger ook als patroonheilige beschouwd van o.a. banken en pandjeshuizen. De drie gouden ballen verwijzen naar de drie zakken gevuld met gouden munten, waarmee de jonge Nicolaas de vrijheid verzekerde van drie meisjes in zijn geboorteplaats. Zij zijn het symbool van het terugontvangen (vrijkopen) van iets waardevols.

EDELMOEDIGE ONBEKENDE

De legende van de drie huwbare dochters duikt voor het eerst op in de "Vita per Michaelem", die gesitueerd moeten worden in de zevende of achtste eeuw.

Nicolaas wordt beschreven als de zoon van welstellende, zeer gelovige ouders. Hij werd geboren in Patara (in Zuid-West Turkije, dat toen Grieks was). In zijn geboorteplaats woonde een verarmde edelman. Ooit had hij zeer welstellend en welvarend geleefd, maar toen zijn drie dochters de leeftijd hadden om te trouwen, was de edelman niet meer in staat de gebruikelijke bruidschat bijeen te krijgen. Omdat ze arm waren, wilde geen enkele jongeling met een van de meisjes huwen. Zelfs jonge mannen van lagere afkomst waren niet geïnteresseerd. Ten einde raad en om toch in het levensonderhoud van hem en zijn dochters te kunnen voorzien, besloot de aan lager wal geraakte edelman, de meisjes in de prostitutie te storten.

Dit kwam de jonge Nicolaas ter ore en hij vatte het plan op de meisjes van dit nakend onheil te redden. Toen de oudste dochter de huwbare leeftijd bereikt had, knoopte Nicolaas driehonderd gouden Florijnen in een doek en gooide die 's nachts door het vensterraam binnen. Hij zorgde ervoor dat hij niet herkend werd. Toen de edelman de volgende ochtend het geld aantrof, was hij diep ontroerd en dankte God voor de onverhoopte redding. De dochter kon in het huwelijk treden en een eerbaar leven leiden.

Zodra de tweede dochter oud genoeg was, dreigde de edelman opnieuw in moeilijkheden te komen. Maar ook deze keer kwam de redding door het raam. De vader was zeer gelukkig en vroeg zich af wie de geheimzinnige weldoener wel kon zijn. Hij besloot elke nacht aandachtig te waken omdat hij vermoedde dat er ook voor de derde dochter een bruidschat zou volgen.

En inderdaad, Nicolaas daagde een derde keer op met een beurs vol goudstukken. Hij gooide de bruidschat door het raam, waarna de edelman onmiddellijk zijn huis uitliep en Nicolaas bijhaalde. Hij herkende hem en barstte in tranen uit van dankbaarheid. Hij zei:" Als niet onze gemeenschappelijke Heer Christus deze goedheid in U had opgewekt, zouden wij reeds lang ons leven door zedenloze en verderfelijke handel ten gronde hebben gericht. En nu echter heeft de Heer ons door U gered en ons uit het moeras van de ontucht bevrijd. Daardoor staan wij bij U in de schuld en willen wij U alle dagen van ons leven danken. Want gij hebt ons uw helpende hand gereikt en ons uit onze armzaligheid van de aarde doen opstaan."

Nicolaas' plan om onbekend te blijven was dus mislukt; Zijn zorgvuldig bewaard geheim was geen geheim meer. Hij bezwoer de edelman het voorval niet verder te vertellen zolang hij leefde.

De vader hield woord en maakte de reddende daad van Sint-Nicolaas pas na diens dood bekend. Het optreden van de heilige maakte diepe indruk en geraakte snel wijd verspreid.

PATROON DER TROUWLUSTIGE MEISJES

Op grond van deze legende ontpopte Sint-Nicolaas zich tot de patroon van de trouwlustige en jonge meisjes.

De heilige Nicolaas werd in de Nederlanden tot begin twintigste eeuw aangeroepen door meisjes die geen vrijer vonden. Er waren zelfs Sinterklaasliedjes in die zin. Bv. Volgende tekst, die in 1730 in Amsterdam opgetekend werd:

Sinterklaas waarde Vriendt
Geef mij toch wat mij dient
Mijn blommetje staat nu in zijn fleur
Achttien jaartjes ben ik deur,
Het valt mij te lang,
Het valt mij te bang,
Wilt mij verhooren,
Of ik moet smooren,
Al mijn leven lang.
Bedroefder en leefter geen
Als ik die slaapt alleen

Er zijn ook teksten waaruit blijkt dat de Sint 's nachts soms aan jonge meisjes verscheen. In sommige kerken bestond het gebruik om op 6 december een arm meisje uit te huwelijken en haar van een bruidschat te voorzien.

De legende van de drie meisjes hangt in ieder geval het beeld op van een reddende en edelmoedige jonge Nicolaas, twee eigenschappen die zijn verdere leven zullen kenmerken. Het geschenk aan de meisjes wordt dan ook dikwijls beschouwd als symbool van de levenshouding van Sint-Nicolaas als priester en bisschop. Het is één van de mogelijke verklaringen voor het ontstaan van de traditie van het geven van cadeautjes: Sint-Nicolaas als vrijgevige schenker.

© Sint-Nicolaasgenootschap Vlaanderen, overgenomen uit "De Tijdingen van het Sint-Nicolaasgenootschap", jaargang 1, nummer 1, (november 1989)

 

Nicolaas' dood

 

Nicolaas' dood

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van Nicolaas' laatste handelingen en van zijn dood. Zijn heiligheid wordt bevestigd door de stroom olie en water, die uit zijn gebeente tevoorschijn bleef komen. Een korte blik op de overbrenging van het gebeente van Myra naar Bari completeert het geheel.

Cum autem Dominus vellet eum assumere, rogavit Dominum, ut angelos suos sibi mitteret, et inclinato capite angelos ad se venire vidit et dicto psalmo: “In te Domine speravi usque, in manus tuas etc.” tradidit spiritum anno Domini CCC.XL.III, ubi caelestium melodia audita est. Qui dum sepultus fuisset in tumba marmorea, a capite fons olei et a pedibus fons aquae profluxit et usque hodie ex eius membris sacrum resudat oleum valens in salutem multorum. Successit autem ei quidam vir bonus, qui tamen de sede sua ab invidis est depulsus. Quo eiecto oleum fluere desiit, sed eo revocato protinus emanavit. Post multum vero temporis Turci Miream urbem destruxerunt, XLVII vero milites Barenses illuc profecti quatuor monachis sibi astantibus tumbam sancti Nicolai apparuerunt ossaque eius in oleo natantia in urbem Baream detulerunt, anno Domini millesimo octagesimo septimo.

Toen de Heer Nicolaas tot zich wilde nemen, vroeg hij Hem of die hem zijn engelen wilde sturen. En toen hij die zag aankomen, boog hij zijn hoofd en begon hij een psalm op te zeggen: "Op U, Heer, heb ik mijn hoop gesteld (Psalm 30 (31),2)," tot: "In uw handen (beveel ik mijn geest) (Psalm 30 (31),6)," enzovoorts. Daarop blies hij zijn laatste adem uit. Dat gebeurde in het jaar des Heren 343, en er was gezang uit de hemel bij te horen. Hij werd begraven in een marmeren graftombe, en er begon olie te stromen bij zijn hoofd, en water bij zijn voeten. Tot op de dag van vandaag komt die heilige olie uit zijn ledematen te voorschijn en velen ervaren de geneeskrachtige werking ervan aan den lijve.

Nicolaas' opvolger was een voortreffelijk man, maar werd desalniettemin door jaloerse rivalen van zijn zetel verdreven. Toen dat gebeurde, hield de olie op met stromen, maar toen de bisschop was teruggeroepen, begon de olie weer gewoon te stromen.

Lange tijd later verwoestten de Turken de stad Myra. Daar kwamen toen zevenenveertig Barese soldaten heen. Die openden onder het toeziend oog van vier monniken de tombe van de heilige Nicolaas en brachten zijn gebeente, dat zwom in de olie, over naar de stad Bari. Dat gebeurde in het jaar des Heren 1087.

 

  1. Het kind en de duivel
  2. De christen en de jood
  3. Maritieme heilige
  4. Concilie van Nicea

Pagina 1 van 3

  • 1
  • 2
  • 3

Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.      +32 480 674 432  IBAN BE89 9794 3495 6085  BIC ARSPBE22   OR: 635.571.021

Secretariaat SNG, Heidestraat 141, B-9170 De Klinge

Maatschappelijke zetel: Sint-Gillisbaan 83, B-9100 Sint-Niklaas