Uit de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine (Joost van Neer)
Wie was Jacobus de Voragine?
Jacobus de Voragine werd in 1228/9 geboren in de buurt van Genua, misschien wel in de plaats waaraan hij zijn naam ontleent, Varazze. In 1244 trad hij in bij de Ordo Praedicatorum (Orde der Predikheren), die een kleine dertig jaar voordien, in 1216 om precies te zijn, was gesticht door de Spaanse priester Domingo (Dominicus) de Guzman (1170-1221). Deze orde leefde volgens de regel van Augustinus (354-430) en streefde een optimale mélange van contemplatie en actie na. Dit ideaal werd vooral geconcretiseerd in prediking en onderwijs, twee werkterreinen die duidelijk in elkaars verlengde liggen. Ook Jacobus was predikant en leraar. In 1260 werd hij prior van het Dominicanenklooster in Genua en in de perioden 1267-1278 en 1281-1286 bracht hij het zelfs tot provinciaal van Lombardije. Hoewel al in 1286 tot aartsbisschop van Genua gekozen, bekleedde hij dit hoge kerkelijke ambt pas vanaf 1292. Op 14 juli 1298 stierf hij in het harnas. Hij werd begraven in de Dominicanenkerk te Genua. In 1816 werd hij door paus Pius VII zalig verklaard.
(bron: Zuidweg 1948).
Jacobus’ oeuvre: drie hoofdlijnen
Jacobus de Voragine liet drie soorten werken na.
Allereerst bouwde hij gedurende zijn werkzame leven als predikant en leraar een grote verzameling Sermones (Preken) op, die naast de zondag, de vastentijd en Maria (die hij bijzonder vereerde) ook de heiligen en de kerkelijke hoogfeesten tot onderwerp hadden.
Daarnaast stelde hij als jonge geleerde, niet alleen gebruik makend van de enorme kennis en de brede scala aan vaardigheden die hij in prediking en onderwijs had opgedaan, maar ook van de Dominicaanse ideologie, zijn scherpe neus voor sterke verhalen en een volmaakte inschatting van het juiste moment (het befaamde “gat in de markt”), rond 1265 een omvangrijk werk samen, dat hij zelf Legenda Sanctorum (Heiligenlegenden) noemde. Omdat dit werk, dat duidelijk aan een behoefte voldeed, zich al tijdens Jacobus’ leven in een buitengewone populariteit mocht verheugen, werd het al gauw liefkozend Legenda Aurea (Gouden Legenden) genoemd. Onder deze titel is het tot op de dag van vandaag bekend. Er zijn vele handschriften van overgeleverd, zo veel dat het zelfs de bijbel naar de kroon stak. Belangrijk voor het succesverhaal van de Legenda Aurea waren niet alleen de aard van het werk en de toegepaste formule, maar ook de boekdrukkunst en de vertalingen, die het werk al heel snel behalve in het Latijn ook in vele volkstalen beschikbaar maakten. De oudste (middel-)Nederlandse vertaling stamt uit 1357.
Het laatste werk dat Jacobus schreef, was de Chronica civitatis Ianuensis (Kroniek van de stad Genua), een stichtelijke geschiedenis van zijn stad, waaraan hij van 1293 tot kort voor zijn dood werkte (de laatste vermeldingen stammen uit 1297).
De Legenda Aurea
De Legenda Aurea vertegenwoordige een nieuw literair genre, dat zich in de eerste helft van de dertiende eeuw had ontwikkeld uit behoefte en daarom een hoge vlucht kon maken: de legenda nova of abbreviationes. In dit type geschriften, of exacter: compilaties, wordt de bestaande stof niet alleen bekort, maar ook herschreven, en, voorzien van een proloog, tot een samenhangend geheel gemaakt. Met andere woorden: de inhoud wordt voor iedereen toegankelijk gemaakt. Was het lezen van heiligenlevens voorheen voorbehouden aan geestelijken, dankzij de nieuwe aanpak konden ze nu ook tot de gewone gelovigen doordringen.
Zoals al werd gesuggereerd, is de Legenda Aurea inhoudelijk geen origineel werk. Jacobus was een compilator die vele tientallen bronnen gebruikte voor zijn heiligenlevens. Zijn kracht ligt in de originaliteit van zijn redactie, in het creatief combineren van kortere of langere fragmenten uit al zijn bronnen. Grensverleggend was hij echter vooral in het feit dat hij heiligenlevens en beschrijvingen van kerkelijke hoogfeesten combineerde. Op dit punt liet hij zijn voorgangers Jean de Mailly en Bartholomeus Tridentinus ver achter zich. Controleren deed hij zijn bronnen zelden of nooit. Het enige waarop hij voortdurend bleef letten, was of de verhalen pakkend genoeg waren om de aandacht van de lezer op de stichtelijke context gevestigd te kunnen houden.
De populariteit van de Legenda Aurea, die het werk nog vele navolgers zou geven, duurde tot in de vijftiende eeuw. In die tijd was de markt verzadigd. Daarbij kwam nog dat de Reformatie haar invloed begon te doen voelen, waardoor de heiligenverering onder druk kwam te staan, ook in katholieke kringen.
De heilige Nicolaas
In de Legenda Aurea behandelt Jacobus vier soorten heiligen: de heiligen van de kalender (martelaren, maagden en belijders, vooral uit de eerste vier eeuwen), locale heiligen, in Jacobus’ tijd nog levende heiligen (charismatische figuren) en heiligen zonder historie. Nicolaas, die – als we op bepaalde gegevens afgaan, zou hebben geleefd van ca. 270 tot ca. 340 - behoort tot de eerste groep: mensen die nooit officieel heilig zijn verklaard, maar die al heel vroeg het predikaat heilig kregen toegekend omdat ze hun bijzondere vermogens aan God zelf zouden ontlenen. Dat kwam dan doordat de heilige Geest in hen werkte. Bovendien leefden ze op een hoogstaande manier: zuiver van hart en volgens de wil van God. Ook hadden ze een bovenaardse macht. Zo beschikten ze over de macht van de profetie en konden ze wonderen verrichten. In het hoofdstuk dat Jacobus aan de heilige Nicolaas heeft gewijd, treden al deze kenmerken in meerdere of mindere mate naar voren.
Jacobus opent het hoofdstuk over Sint Nicolaas met een aantal mogelijkheden om zijn naam uit te leggen. Vervolgens beschrijft hij een aantal belangrijke, opvallende en wonderlijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden vanaf Nicolaas’ geboorte tot aan zijn (natuurlijke) dood. Maar ook na zijn dood blijft zijn vermogen om wonderdadige krachten in werking te stellen onverminderd bestaan. Het een en ander blijkt vooral tot doel te hebben andersdenkenden (heidenen (bijvoorbeeld in De wraak van Diana) en joden (bijvoorbeeld in De bedrieger bestraft en Een beeld krijgt ervan langs)) te winnen voor het christelijke geloof.
In de verhalen is een aantal elementen die later voor de geversheilige zo kenmerkend zouden worden, al in de kiem aanwezig.
Klik hieronder voor tekst en vertaling door Joost van Neer en Gust Smits van de verschillende delen van het werk.
Wat betekent de naam Nicolaas?
Nicolaas’ jeugd en jonge jaren
De drie meisjes
Nicolaas wordt bisschop
Nicolaas bedwingt de storm
Nicolaas spijzigt de hongerenden
De wraak van Diana
De drie veldheren
Nicolaas’ dood
De bedrieger bestraft - Een brave bankier van joodse komaf laat zich tot het christendom bekeren.
Een beeld krijgt ervan langs - Nog een jood die door tussenkomst van de heilige Nicolaas christen wordt.
Door de duivel gedood, dankzij Nicolaas gered
De twee bekers
Adeodatus
Gebruikte literatuur